Gelegen in een vallei aan de Aulne, zou het klooster van Landévennec zijn geïnitieerd door Sint Guénolé en elf van zijn discipelen eind 5e eeuw volgens traditionele verhalen. Archaeologische graven hebben het restant van een primitief oratorium met een begraafplaats ontdekt.
Tijdens de volgende eeuwen groeide het klooster, waardoor het in de 9e eeuw tot een vitale centrum voor Bretagneanse cultuur werd. De monniken overnamen dan de regel van Sint Benedictus en kopiëerden vele handschriften terwijl ze een groot domein beheerden. Hoewel de fortificaties het niet tegen een vikingse aanval in 913 bewaarden, markeerde dit de einde van deze bloeiende periode.
Na decennia van uitstijging keerde de monniken terug en reconstrueerden het gebied. De eeuwen die volgden zagen een reeks reconstruccies plaatsen, elk met hun eigen sporen die nu worden ontdekt door archeologen.
De gemeenschap verspreidde zich tijdens de Franse Revolutie, waarna de abdij als nationaal eigendom verkocht en in het begin van de 19e eeuw omgevormd werd tot een steenkolenmijn. In de jaren 1950 vestigden de monniken uit Kerbénéat zich nabij het historische gebied.
De archeologische graven, die in 1978 werden begonnen en afsloten in 2002, vormden een uitzonderlijk duurzaam project voor een middeleeuws bouwvakwerk in Frankrijk. Het archeologisch site is nu open voor het publiek en onthult de redenen van wetenschappelijke interesse voor dit plekje.
De grondslag van het 9e eeuwse klooster is nog steeds zichtbaar, met de basis van de kerk, de grafsteen van Sint Guénolé, monnikenverblijven en de pilaren van de bedekte galerij die omringt de binnenplaats. Deze resten zijn uniek in Europa voor een klooster uit deze tijd.
De superpositie van de gronden van verschillende eeuwen onthult de evolutie van het monnikelijk levensstijl over de eeuwen.